Als zelfstandige verpleegkundige maak je heel wat uitgaven die noodzakelijk zijn voor je beroep. Denk bijvoorbeeld aan medische materialen, IT-apparatuur, meubilair, en de auto die je gebruikt. Al deze beroepskosten mag je inbrengen of ‘aftrekken’ van je belastingen, wat betekent dat hoe meer je uitgeeft, hoe minder belastingen je betaalt. Maar let op: niet elke kost is gelijk. Een duidelijk en volledig overzicht van welke kosten aftrekbaar zijn, is dus essentieel.
💡 Tip: Wil je weten of een bepaalde beroepskost aftrekbaar is? Bezoek dan Beroepskosten.be voor meer informatie en praktische tips!
Wat zijn beroepskosten?
Beroepskosten zijn uitgaven die je maakt in het kader van je werk. Als verpleegkundige heb je de keuze om je werkelijke kosten in te brengen of te kiezen voor een forfaitaire kostenaftrek. Dit laatste is een vast percentage van je beroepsinkomen, met een maximum van €4.230. Het voordeel van de forfaitaire aftrek is dat je geen aankoopbewijzen hoeft bij te houden, maar vaak is dit bedrag lager dan wat je zou krijgen bij het indienen van je werkelijke kosten.
Een kostenforfait kan interessant zijn als je pas in het najaar bent gestart als zelfstandige en nog niet veel kosten hebt gemaakt. Laat je boekhouder of accountant berekenen welke optie voor jou het meest voordelig is.
Voorwaarden voor aftrekbare beroepskosten
Om een kost fiscaal af te trekken, gelden vier voorwaarden:
1. Verband houden met je beroep: De uitgave moet direct gerelateerd zijn aan je werk. Bijvoorbeeld, als je een opleiding volgt die je verplegingstechnieken verbetert, mag je de kosten hiervan aftrekken.
2. Tijdstip van de kosten: Je moet de kost tijdens het jaar werkelijk betaald of gedragen hebben, of de kost moet het karakter van een ‘zekere en vaststaande’ schuld gekregen hebben (en zo ingeboekt staan in je boekhouding).
3. Doel van de uitgave: De uitgave moet bedoeld zijn om belastbaar inkomen te verwerven of te behouden. Of die kost uiteindelijk een voordeel heeft opgeleverd of niet, maakt niet uit.
4. Bewijs van de kost: Een schriftelijk bewijs (papier of digitaal) is het meest aangewezen. Denk aan facturen, onkostennota’s, btw-bonnen, ontvangstbewijzen enzovoort. Kan je zo’n bewijs niet voorleggen, dan kan je eventueel in overleg met de fiscus – lees: met je boekhouder – een vast bedrag of kostenpercentage inschatten. Die individuele akkoorden draaien in de praktijk vaak rond kleine uitgaven (zoals papier of schrijfgerief).
Volledig of deels aftrekbare kosten?
Sommige aankopen kan je integraal inbrengen op je belastingbrief, andere niet. Kosten ‘binnen je onderneming’, zoals dat dan heet, zijn 100% aftrekbaar. Enkele voorbeelden:
💡 Tip: Gebruik je een gedeelte van je eigen woning als praktijk? Dan mag je de kosten m.b.t. het beroepsgedeelte – huur of interest van je lening, onroerende voorheffing, verwarming, elektriciteit … – aftrekken. De maatstaf is doorgaans de oppervlakte. Neemt je praktijk bijvoorbeeld 20% van je woningoppervlakte in, dan kan je al die kosten ook voor 20% inbrengen.
Bepaalde uitgaven zijn slechts gedeeltelijk een beroepskost:
Kost of investering?
Je kan niet alle uitgaven in één keer volledig fiscaal aftrekken. Soms zijn aankopen investeringen: ze gaan meerdere jaren mee. In dat geval mag je ze enkele jaren deels aangeven of ‘afschrijven’. Dit zijn de gebruikelijke afschrijvingspercentages per jaar:
Opgelet, zodra je bijvoorbeeld het kantoor in je woning begint af te schrijven, dan zal dat deel van het gebouw een ‘beroepsactief’ worden. Een meerwaarde bij een eventuele latere verkoop is dan een belastbaar beroepsinkomen.